Augustus 2023 - De Stichting Behoud Waterland bestaat in 2023 vijftig jaar. Alle reden om dit jaar stil te staan bij de veranderingen in het landschap, de rol van de SBW en de toekomst. In een aantal artikelen laten we streekbewoners hierover aan het woord. In dit artikel is dat Jan Vrolijk.

Jan is geboren in 1955 op een boerderij in de Bijlmer. Toen daar plannen kwamen voor de ontwikkeling van flatgebouwen vertrok het gezin naar een nieuwe boerderij in de polder Zeevang. Dat was in 1965. Zeven jaar later, na het overlijden van zijn vader, nam Jan het melkveebedrijf over. In 1992 besloot hij over te gaan op biologische bedrijfsvoering en het bedrijf te verbreden met activiteiten voor natuurbeheer en de zorg. In 2010 werd gestopt met melken. Hij is toen begonnen met het laten opgroeien van kalfjes in kruidenrijke weilanden tot volwassen dieren voor het vlees. Hij kon daarmee een goede boterham verdienen in combinatie met agrarisch natuurbeheer. Het bedrijf is onlangs overgenomen door zijn zoon.

Mooiste plekje

Jan vindt Waterland-Oost het mooiste gebied in de regio; het mooiste plekje is het zicht op de Markermeerdijken vanaf zijn erf. ‘In de verte zie je de dijk en de molen van Etersheim. Het landschap is helemaal open, zonder enige horizonvervuiling. Daar ligt ook het laagste punt van Noord-Holland, meer dan 6 meter beneden N.A.P.’

Jan Vrolijk op zijn lievelingsplek met zicht op de dijk en de molen

Invloed bedrijfsvoering op landschap

‘De veranderingen in Zeevang zijn nauw verbonden aan de veranderingen in de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven,’ zegt Jan. ‘Toen we in Zeevang kwamen vond ik de rietkragen met die goudgele pluimen het meest indrukwekkend. Die waren er niet in de Bijlmer. En de brede sloten. Zeevang was vroeger een vaarpolder. Je kon helemaal naar Edam schaatsen. Dat zou nog steeds kunnen maar je moet nu over allerlei afdammingen klauteren. Die zijn aangelegd om weilanden met elkaar te verbinden.’

Helaas zijn veel rietkragen uit het landschap verdwenen. ‘Dat is gebeurd toen de sloten dieper werden gemaakt voor de afwatering. Rietkragen zijn bewerkelijk. Maar ze zijn goed voor de biodiversiteit,’ weet Jan, ‘en ze hebben een zuiverende functie van het water. Bovendien voorkomen ze dat slootkanten afkalven.’ 

‘De ruilverkaveling was al in 1960 afgerond. Daardoor lagen de weiden grotendeels rond het erf. De boerderij waar wij op kwamen was modern, groter dan veel andere boerderijen en met een ander mestsysteem. De koeien stonden aangebonden op stal op rubberen matten met zaagsel in plaats van stro. Achter hen lagen roosters waardoor de urine en poep naar beneden kon vallen. De dikke fractie ging drijven. Daar komt de naam ‘drijfmest’ dus vandaan’, legt Jan uit. ‘De dikke fractie dreef langzaam naar een grote put achter de stal, waarin ook de urine werd verzameld. Vandaaruit werd het overgepompt naar mestsilo’s, gemixt en uitgereden over het land.’

Drijfmest

‘Drijfmest leek het ei van Columbus te zijn. Boeren hoefden niet langer met een greep de stal uit te mesten en de drijfmest werkte als kunstmest. Het stimuleerde een snelle groei en opname van eiwitten. Echter, na drie weken was de voeding uitgewerkt en was er een nieuwe gift nodig’, aldus Jan. ‘De veenweiden zijn veel minder bloem- en kruidenrijk geworden. Dus minder insecten en minder weidevogels. Klaver verdween omdat deze plant niet tegen al die stikstof kan. Vaste mest is veel beter. Het bodemleven kan er een jaar mee doen. De groei van het gras is stabieler. Het gaat wel langzamer, maar het gras is beter voor de koeien en is beter bestand tegen droogte en nattigheid.’

Jan praat nog even verder over de gevolgen van het gebruik van drijfmest. ‘Het gras bevat in de regel te veel eiwitten. Koeien kunnen daarvan een nitraatvergiftiging krijgen. Om dit eiwitrijke gras te compenseren wordt mais gevoerd. Mais heeft nauwelijks eiwitten en is energierijk. Bovendien bevat het gras te weinig mineralen. Dat tekort moet met krachtvoer worden gecorrigeerd.’

‘Kortom,’ concludeert Jan, ‘Veel gras, meer koeien en veel melk. De schaalvergroting zette door. Er kwamen ligboxstallen. Er werden grote oppervlaktes gemaaid, tot wel 40 hectare in één keer.’ Jan vindt honderd of tweehonderd koeien op een aantal hectares geen mooi beeld. ‘De keerzijde van dit alles is dat de bodem verarmt.’ Daarom is Jan later (1992) overgestapt op een biologische bedrijfsvoering.

Toekomst

‘We moeten er absoluut voor zorgen dat het landschap openblijft en dat de rietkragen terugkomen. Dat maakt het landschap kleinschaliger,’ vindt Jan. ‘Er moeten meer kruidenrijke graslanden komen alleen al voor het behoud van weidevogels.’ Jan pleit voor grondgebonden landbouw met gemiddeld maximaal 1,5 koe per hectare, geen mais en voor het gebruik van vaste mest.

Jan merkt een verandering onder de boeren. In Zeevang heeft 80% een opvolger. ‘Er is veel meer aandacht voor het bodemleven.’ Volgens hem moet er snel een goed plan komen met duidelijke regels. ‘Dat voorkomt dat we over een paar jaar weer in de problemen komen.’

‘Voorkomen moet worden dat het gebied nog drukker wordt. Er wonen nu meer mensen in het landelijk gebied en de recreatiedruk is groot. Er loopt een wandelpad over mijn weiland dat in het broedseizoen is afgesloten. Maar mensen houden zich er niet aan. Ze lopen gewoon met hun hond los over het pad. We willen te veel’, zucht Jan. ‘Weidevogels, vossen, ganzen, meeuwen en reigers. Op camera’s is te zien dat pulletjes worden opgegeten door bruine ratten en katten. Die komen vooral uit de huizen.’

Grote agrarische buffer

Jan vindt het belangrijk dat zo min mogelijk in de weilanden wordt gebouwd. ‘De Lange Weeren moeten groen blijven evenals de Purmer. Het bedrijventerrein Oosthuizerweg langs het Zeevangsdijkje moet ook niet worden uitgebreid want dan verlies je daar de openheid langs de ringvaart. Dat is doodzonde! Er moet een grote agrarische buffer blijven tussen Edam-Volendam en Purmerend,’ zegt Jan resoluut. ‘Anders verliest het gebied zijn robuuste karakter, dus zijn eigenheid en wordt het te kwetsbaar.’

Rol SBW

De SBW moet zich vooral blijven inzetten voor het behoud van het cultuurlandschap. Actiegroepen zijn volgens Jan nodig ‘want er moet tegengas worden gegeven aan plannen. Iemand moet voor het landschap en de natuur opkomen. Die belangen worden vaak onvoldoende door bestuurders in de gaten gehouden. Bij hen spelen andere belangen.’

Meer Visies n.a.v. het vijftigjarig bestaan van de SBW zijn hier te vinden.