4 januari 2014 - Wat is de toekomst van het veen in Waterland-Oost? Daarover discussieerden kenners en liefhebbers op een bijeenkomst vorige maand. ‘We moeten met elkaar de problemen overzien en oplossen, dan wonen we in een paradijsje.’ Een verslag.
Iedereen weet het: de bodem van west Nederland daalt. Ook die van Waterland-Oost. Die bodem bestaat bovendien voornamelijk uit veen dat langzaam oxideert en daarmee zorgt voor extra daling van het oppervlak.
Op die grond wordt voornamelijk veeteelt gepleegd voor de melkindustrie. Hoe meer melk een boer wil produceren, des te intensiever hij het land moet gebruiken. Dat betekent onder andere waterpeilverlaging, waardoor het veen sneller oxideert. Dat kan doorgaan tot het veen verdwenen is en de bewoners op een zandlaag of kleilaag wonen ver beneden de zeespiegel. Het landschap in Waterland-Oost gaat er dan uitzien als dat in West-Friesland.
Met elkaar praten
De Milieufederatie Noord-Holland (MNH) en de Stichting Behoud Waterland (SBW) willen dat het veen en het daarbij behorende veenweidelandschap behouden blijven en dat de karakteristieke natuur van het veen zelfs wordt versterkt. Daarvoor zijn in het algemeen hogere waterstanden nodig. Maar dat is voor boeren met een meer intensieve bedrijfsvoering een probleem. Een tweede probleem is het tekort aan geld voor het beheer van veenweidegebieden.
Over deze problemen is al veel nagedacht. Vanwege de tegengestelde belangen kunnen ze niet snel worden opgelost. De provincie heeft vier scenario’s uitgewerkt voor de toekomst van de veenweiden in Laag Holland. Een keuze is nog niet gemaakt.
MNH en de SBW vinden dat bewoners, boeren, recreanten en bestuurders daarover meer met elkaar moeten praten. Ze moeten begrip krijgen voor elkaars positie en standpunten. Bestuurders moeten weten wat bewoners, recreanten en boeren belangrijk vinden om te behouden voor de toekomst. Daarover organiseerden de Milieufederatie en Behoud Waterland op 9 december jl een discussieavond.
Scenario’s
De avond werd voorgezeten door Walter Menkveld. Er werden inleidingen gegeven door Inga Tessel (wetlandwacht en bestuurslid SBW) en Erna Krommendijk (MHH).
Daarna legde Peter Hoogervorst van de Provincie uit welke toekomstscenario’s de provincie heeft uitgewerkt: 1) doorgaan op de huidige wijze waarbij de overheid weinig ingrijpt, 2) voldoende geld voor natuurbeheer, 3) terugtreden van de overheid, of 4) een volledige transformatie van het gebied. Een keuze is nog niet gemaakt.
Hoogervorst sprak de verwachting uit dat agrarische ondernemers voor harde keuzes komen te staan en dat er een beperkt aantal weidevogel-kerngebieden zullen zijn. Ook verwachtte hij dat het gebied in trek zal blijven voor wandelaars en fietsers, de kansen van waterrecreatie meer zullen worden benut en dat de cultuurhistorie zichtbaar blijft in dorpen en dorpslinten.
Niet als West-Friesland
Na de inleidingen gingen de circa veertig aanwezigen, o.a. agrariërs en bewoners uit Waterland-Oost, deskundigen van Landschap Noord-Holland, Hoogheemraadschap, de agrarische natuurvereniging Water, Land & Dijken, in vier groepen in discussie.
Bijna alle aanwezigen vonden dat de openheid van het landschap moet blijven en dat er meer weidevogels moeten komen dan de slinkende aantallen van de laatste tijd. Dus meer bloemrijke graslanden.
Een meerderheid was er voor dat zoveel mogelijk grote en kleine bedrijven en verschillende bedrijfsstijlen naast elkaar blijven bestaan. Iedereen is voor koeien in de wei. Velen willen meer variatie in de weidenatuur, ontwikkeling van moerasrietland en behoud van middeleeuwse slotenpatronen.
Men wil per se niet dat het landschap er uit gaat zien zoals dat in West-Friesland of dat grote delen veranderen in moerasbossen. Men is bang dat grote delen zullen verruigen als de intensieve veehouderij wordt tegengewerkt en als er te weinig geld is voor natuurbeheer.
Keuze voor veenbehoud
Geopperd werd onder andere om vooral in te zetten op natuurbeheer in het gebied ten oosten van het Goudriaankanaal. We zouden collectieven van extensieve boeren kunnen opzetten of bepaalde bedrijfsvoeringen kunnen stimuleren door het gericht inzetten van GLB-gelden. Dat is geld uit het Europese Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB).
De provincie zou iets aan structuurbeleid moeten gaan doen om te voorkomen dat een gebied leegloopt, bijvoorbeeld door middel van kavelruil en verplaatsing van boerenbedrijven. Er moeten duidelijke keuzes gemaakt worden voor veenbehoud in bepaalde deelgebieden door verbetering van de waterkwaliteit en door opdeling in grotere waterpeilgebieden.
Verder werd aanbevolen meer te doen aan de opleiding van jonge boeren (oprichting van een veenweidelandbouwacademie). We moeten agrariërs stimuleren wat verder na te denken. Bedrijven hoeven niet alleen te draaien op productie van zoveel mogelijk melk. Boeren kunnen zich onderscheiden op kwaliteit en hun streekproducten verkopen aan mensen in bij voorbeeld Amsterdam.
Paradijsje
De beste opmerking van de avond was wel dat we met elkaar de problemen moeten oplossen, 'dan wonen we in een paradijsje'. De voorzitter vond dit een mooie uitspraak om mee naar huis te nemen. Hij sloot af met de belofte, namens de organisatoren, dat alles wat besproken is, zal worden meegenomen naar de vergadering van de Gebiedscommissie.