15 oktober 2021 – De economische onderbouwing voor de aanleg van een nieuw bedrijventerrein in de noordoostelijke Purmer is ondeugdelijk. Dat hield secretaris Klaas Breunissen van de Stichting Behoud Waterland (SBW), donderdagavond 14 oktober voor aan de gemeenteraadsleden van Edam-Volendam tijdens het inspraakhalfuur van het Raadsplein.
Het gemeentebestuur heeft het plan om een nieuw bedrijventerrein in het Edam-Volendamse deel van de Purmer aan te leggen. Wij schreven daar al eerder over .
Vorige maand spraken de raadsleden daar al een keer uitvoerig over. Voor het eind van het jaar volgen waarschijnlijk nadere besluiten. Het college van burgemeester en wethouders heeft Bureau Buiten gevraagd om dat plan van een economische onderbouwing te voorzien.
Slag in de lucht
Maar die economische onderbouwing rammelt aan vele kanten, concludeert de SBW in een grondige analyse daarvan. Die analyse overhandigde Breunissen aan de raadsleden.
Een greep uit de kritiekpunten. Het aantal hectares lokale vraag dat Bureau Buiten opvoert is een ‘arbitraire slag in de lucht’, het aanbod in de regio (op Baanstee-Noord) wordt onderschat, en de uitplaatsing van bedrijven van de bedrijventerreinen Julianaweg en Slobbeland kost handen vol geld dat er niet voor gereserveerd is.
Breunissen: ‘Op basis van het rapport van Bureau Buiten en onze eigen analyse concludeert de SBW dat er geen noodzaak is om een nieuw bedrijventerrein aan te leggen. Er is voldoende aanbod van bedrijventerrein in de regio om aan de toekomstige ruimtevraag van bedrijven te voldoen.’
Zichtlijnen
Ook Leontien Rosier van de Vereniging Oud-Edam sprak in bij de gemeenteraad. Zij benadrukte de weerstand onder de bevolking van aantasting van de Purmerpolder.
Rosier: ‘Veel mensen houden van dat mooie agrarische gebied en willen de lange zichtlijnen over het boerenland en op de oude stad Edam, handhaven. Edam heeft een eeuwenoude band met de Purmer. Onze leden vrezen kaalslag en uiten de vrees dat Edam in het worst case scenario wordt ingeklemd tussen industriegebieden die groter zijn dat de stad zelf.’